zaterdag 26 maart 2011

De vreselijke muziek van Sweelinck

U denkt het en ik zeg het: de vreselijke muziek van Sweelinck. En misschien zegt u het ook wel. Op Facebook was namelijk de afgelopen periode een kleine dialoog over Sweelinck. Dit naar aanleiding van de Sweelinck-Mullerprijs die dit jaar weer uitgereikt gaat worden.

Het gros van orgelminnend Nederland heeft een soort haat-liefde verhouding met Sweelinck’s nalatenschap. En masse zijn we niet echt dol op zijn muziek. Waar het regent van de onderscheidingen vanwege de verdiensten voor de Franse orgelcultuur, moet er nota bene een stimuleringsprijs voor Sweelinck uitgeloofd worden. Dat is het verschil.

Met name grote liefhebbers van de Nederlandse koraalkunst (Zwart, Asma, etc.) zijn over het algemeen geen fan van Sweelinck. Dat is opmerkelijk, want de grondlegger van de romantische Nederlandse koraalkunst, Jan Zwart, was een echte Sweelinck-kenner. Velen hebben zich door Jan Zwart laten inspireren om zich toe te leggen op goed in het gehoor liggende romantische koraalbewerkingen. Maar is er onder hen nog een Sweelinck-kenner...?

Zo’n stimuleringsprijs is dus hard nodig. We kunnen Sweelinck’s muziek natuurlijk niet in de prullenbak kieperen. De man is de belangrijkste Nederlandse componist van de Vroegmoderne Tijd geweest. En die Vroegmoderne Tijd beslaat toch drie, vier eeuwen. Sweelinck zou dus Nederlands muzikale trots moeten zijn.

Daar komt nog bij dat Sweelinck een grote invloed heeft gehad op de Noord-Duitse orgelschool. Buxtehude heeft les gehad van Sweelincks leerling Scheidemann en Buxtehude had invloed op de vorming van Bach. Zo beschouwd kunnen we onszelf de vraag stellen hoe de Westerse orgelcultuur zich gevormd zou hebben als we Sweelinck niet hadden gehad.

Ons probleem is dat wij naar Sweelinck luisteren met oren van nu. Maar laten we eens gaan luisteren met oren van toen, met oren van mensen die leefden aan het eind van de Middeleeuwen. Bach en Buxtehude waren nog niet eens geboren. Dus nog geen onnavolgbare Duitse fuga’s, nog geen orkestrale orgelklanken van Widor en Guilmant en al helemaal nog geen stoere Nederlandse koraalmuziek van Zwart of Asma. Niemand had dit alles ooit gehoord. Wat men wel hoorde was een hardzingende voorzanger in de Calvinistische diensten. En toen was daar Sweelinck, met z’n chromatische fantasie en z’n koraalvariaties over de Geneefse Psalter.

Leef u in, doe uw ogen dicht, beeldt u Amsterdam 1595 in en ga dan eens naar Sweelinck luisteren (middentoonopname!). Ontdek de schoonheid van zijn muziek!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten